1. Uit Steen Geslagen Dienders der aarde Van onschuld, gerechtigheid Bescherming en balans Gij – die door de landen strijkt Door bergen en door weiden reist Ter controle van de stand De harmonie ligt in uw hand Aldaar ‘n schim van het volk beducht Nader kruipt tot het rein gehucht Vruchtbaar land in het verschiet Bemerkten zij de reuzen niet Oude verhalen in een voorbije tijd Vloeien voort zo de jaren tradities verspreidt Geboden door eeuwen in ziel gegraveerd Geërfd door de aarde wier de heersers vereerd In rots gegoten, uit steen geslagen De sterken leiden en de zwakken dragen Ter harding van het rijk Slechts puurheid mag het licht verdragen Een schone ziel uw hart behagen Het innerlijk verwijst Wanorde Dreigt te zwellen langs de naderende stam Verdraagzaam Hoort gij de wil der volkeren aan Geen mens die de reuzen ooit ontkwam Terwijl het land zijn bron verschaft Vierden zij tot in de nacht Daar het oord wordt opgericht Erboven vormt een reusgezicht Oude verhalen in een voorbije tijd Vloeien voort zo de jaren tradities verspreidt Geboden door eeuwen in ziel gegraveerd Geërfd door de aarde wier de heersers vereerd In dienst van het rijk over volken gewaakt Met inkeer gezegend het waken gestaakt Een kind dat gewekt wordt door de hemel omlijnd Staart uitwaarts hoe de reus naar het woud verdwijnt Drift, lust – door groeikracht gedreven met Kracht, heft – per bloed voort gegeven Beschouwing - visie van een hoger bestaan Doch blind voor de eenheid door verhalen der eeuwen ontstaan Een vuurzee brengt hen door de dagen Een aardstoot de omstreek verjagen Een windvlaag met rook bedekt Die het land omsingeld en de reuzen wekt Onze tijd van glorie treed aan - De tijd die u snel zal vergaan Onze namen te aarde staan - Bedorven door wat gij hebt gedaan Onze burcht van zorgen ontdaan - Verstoord bij het schijnen der maan Onze stam zal eeuwig bestaan - Verwoest door een wilde orkaan Aanhoort de roeping der macht Nevel der verwarring daalt in hun harten Hen staat de terugkeer der historie te wachten Diep in de nacht Gedonder, de reuzenmars komt aan Verbijsterd door het kind dat zij daar zien staan Verademing galmt in het reuzenwoud Dat het oord der vrees zich een lichtpunt behoudt Indien zij diep in den hemel staart De omlijning een eeuwenoud geheim bewaard
2. Onbevangen Hoort het gedreun van den oorlog Die eeuwig woedt en ons bloed laat stromen Een goede nachtrust heeft men lang niet gehad Boze dromen tonen wat gaat komen Dra het oord is gevestigd Zal de welvaart vormen, de stam vergroten Men belove met hoofd geheven Eervol en trots hun ziel te geven Zij zijn onbevangen Naïef zijn de kind’ren van het woud Eenmaal ontkomen is er niets dat hen weerhoudt Van het treden in de sporen van hun held Die hen bij terugkeer de verhalen vertelt Met doodsgevaar, volbreng ik mijn plichten Verman ik mij en is de streek in mijn gevang Door mijn bevelen dapper te verrichten Verstrijk ik roem waar ik zo hevig naar verlang Schouw het gezicht van de welstand Door moed en gave in stand gehouden Met de hartstocht voor het voortbestaan Natuur nabij heeft doen benauwen Diep in de nacht vormt een drogbeeld De verschijningen der duisterheden Angst en moeheid met trots verslagen Wordt het woud met moed betreden Zij zijn onbevangen Naïef zijn de kind’ren van het woud Eenmaal ontkomen is er niets dat ze weerhoudt Van het treden in de sporen van hun held Die hen bij terugkeer de verhalen vertelt Ik doorsta stromende regen Bewapend ren ik door de bossen van weleer Opgegroeid in een huis vol strategen Verzet ik mij en volg ‘k mijn laatste dag de heer Door weerzin bezeten Door vader geëerd Door goden verstoten De duistere wouden ingekeerd Dwalend in het avondrood Jagend op de laatste vacht Klinkt een dreun die het oor verdooft Door gewekte reuzen opgewacht Ontwapend in een ommezien Gestraft door diens besmeurd gemoed Kruipend terug naar huis begeven Waar vader zijn zoon ‘s morgens treft in bloed
4. Reuzenspraak Eeuwenoude woorden in een dode taal Spreken over gevaarten met een verloren verhaal Gebundeld in een sprookjesboek met een duistere wil Vader leest voor en zijn dochter luistert aandachtig en stil Zodra het meiske haar ogen sloot Kwamen haar vaders woorden tot leven Wanneer de man over reuzen sprak Een onschuldige ziel naar het woud gedreven Dwalend kind Volg de wind Leer hen de verhalen Diep in de nacht Ontwaakt zij onder hypnose En dient zij haar drang Onder de ban van het reuzenvolk Allengskens meer opgeslokt door het nodende woud Sereen en onverdorven heeft ze hen eerder aanschouwd Het donkere schrift uit het sprookjesboek leidt de weg naar de grond Waar sinds haar vader het verhaal voorleest de legende ontstond Zodra het meiske haar ogen sloot Kwamen haar vaders woorden tot leven Wanneer de man over reuzen sprak Een onschuldige ziel naar het woud gedreven Glorieus, majestueus Dalen baarden neerwaarts Afstammelingen Van de scheppende herders der aarde Begeren hun ontstaansgeschiedenis Om te leren waar hun bron ontsprong Slaap in haar ogen Bloed aan haar handen Moedig leest zij elke nacht het verhaal aan de reuzen voor Treedt naar voren En open ons verhaal Toen de matriarch onze aarde schiep Hieuw zij een reuzenstam uit steen Aan wie zij haar macht en wijsheid schonk Zo was zij niet alleen Zij vormden de heuvels, groeven het dal En plantten het bos waar ons volk vechten zal Door schicht en regenval Tot het lot ons dorp gelijk maakt met de grond Haar onschuld bewezen Niets of niemand heeft haar gehoord Historie voorgelezen Reuzen brachten de mensheid voort Een oude ziel vol raad Geeft een noodsein voor wat hen overkomen gaat Bezield door het schouwspel, haast zij zich terug Liet de samenkomst en het lotgeval achter haar rug Als de morgen komt blijft de nacht in haar hoofd ’T allergrootste gevaar is dat niemand haar gelooft Zodra het meiske haar ogen sloot Kwamen haar vaders woorden tot leven Wanneer de man over reuzen sprak Een onschuldige ziel naar het woud gedreven
5. Verloren Snijdende noordenwind start een eindeloze winternacht Verenigd bij ‘t vuur na de strijd Verruiming der geest heeft onze zielen alhier bijeen gebracht De geest die terug staart in de tijd Jaren uitzichtloos waar ijver almaar rijst Een generatie verloochend, kleuren der leven vergrijsd Dagen enerlei, een eindeloos cirkelgang Ten lange lesten gevormd tot de bevrijdingssdrang Gelijk een bloesem die eerstmaals zijn stam uit de bodem reikt Zonder het daglicht haar bestrijkt Met het uitzicht op leven evenwel haar takken spreidt Ontbrekend aan zon en water bezwijkt Zowaar richt ik tot u, de god die ik heb verjaagd Verleen uw heerlijkheid, die eens onjuist is geslaakt Eertijds levensvree, uw zang wordt zalig verstaan Rijk geboren, doch van aard der wijsheid ontdaan
6. Gevallen In De Nacht Onder een zwartgallige zonsondergang Leeft een teruggetrokken volk eenzaam en verloren Er is een oeroude storm op komst Die de bedrieg’lijke zielenrust zal verstoren Hun houten krotten kraken in de wind Die angstaanjagend klagend tegen de omheining beukt Duistere geluiden uit een vroegere tijd Verkondigen de aanvang van een bloederige strijd Woeste, opstuivende driftsneeuw verhult Groteske voetafdrukken diep in de grond gezonken Ze zijn vereeuwigd door de wangestalten Waarover vele lied'ren door het bos heen klonken Doorgewinterde mannen zijn bereid Te vechten tegen onverschrokken reuzenmacht Zij aan zij wachten zij de goden af Die hun jaarlijkse oordeel zullen vellen op midwinternacht Uit een diepe winterslaap, bemost en overwoekerd Staan de reuzen op en grijpen naar de macht Hongerig naar mensenbloed verwoesten zij de dorpen Waar men weerstand biedt Gevallen in de nacht Zij die kunnen vechten worden op het slagveld verwacht Iedereen is onmisbaar als ons leed wordt toegebracht En zij die kunnen zorgen waken over het volk Dat weer zal keren of nagenoeg levenloos zal smeken om de dood Aan de bosrand staat het reusgebroed reeds opgesteld Waarna een bloedstollende stilte de krijgers foltert Maar stoutmoedig blijven de mensen staan Omdat zij weten dat hun dorp aldra wordt overdonderd Degenen die zichzelf het machtigst wanen Moeten deze godsgerichten ondergaan De omvang van de vijand geeft het inzicht Dat het allersterkste leger de natuur niet kan verslaan En dan wordt een eeuwenoude schreeuw Luid beantwoord door een dreunende midwinterhoorn De reuzen bulderen door het dorp Geleid door moeder aardes toorn Gevallen in de nacht Gevallen door uw zonden Vecht vannacht (Trek ten strijde tegen ’t reusgebroed) Toon uw kracht (Laat hen zien waar u bent opgegroeid) Tot de dageraad (De zon zal herrijzen) Het donker verslaat (En de dag keert terug) Vecht vannacht (Trek ten strijde tegen ’t reusgebroed) Met al uw kracht (Laat hen zien waar u bent opgegroeid) Elke man (zal wederkeren naar zijn sibbe) Wordt er sterker van (Herenig uw gezin, of ontmoet uw voorgeslacht) De geruchten verzwegen Waar de man over sprak Tot een kreet uit het donker De stilte doorbrak Uit een diepe winterslaap, bemost en overwoekerd Staan de reuzen op en grijpen naar de macht Hongerig naar mensenbloed verwoesten zij de dorpen Waar men weerstand biedt Gevallen in de nacht Smeek om vergiffenis van uw valse hemelgod Wij zijn gebonden te buigen voor een onvermijdelijk gebod Tot waanzin gedreven, hebzucht bracht uw ondergang Bezing ons ijselijke oordeel in uw lofgezang Laat het klinken tot de dood u grijpt Met de kracht van duizend stormen Bezwijkt het dorp onder reuzengrief Daken worden opgetild Vermengd met aarde tot louter puin en bloed Waar schuilt ze? Waar huilt ze? Door wil en ziel verbonden Ontwaakt zij in een nieuw begin Uit een diepe winterslaap, bemost en overwoekerd Staan de reuzen op en grijpen naar de macht Hongerig naar mensenbloed verwoesten zij de dorpen Waar men weerstand biedt Gevallen in de nacht